Rapport: 'Nederland te laks in strijd tegen buitenlandse omkoping'

AMSTERDAM - Uit de nieuwe editie van Exporting Corruption van Transparency International blijkt dat ’s werelds grootste exporterende landen falen om bedrijven, betrokken bij buitenlandse omkoping, te straffen. In het rapport worden landen beoordeeld op basis van hun handhaving tegen buitenlandse omkoping in het kader van de Anti-Bribery Convention van de OESO. Nederland is wereldwijd een van de grootste exporteurs met een van de slechtste trackrecords op het gebied van handhaving bij buitenlandse omkoping.

“Nederland zit nog steeds in de op één na slechtste categorie. Er zijn de afgelopen twee jaar wel veel nieuwe wetten en regels in de steigers gezet, maar van een aantal ingrepen zien we nu al dat ze niet gaan werken”, zegt Lousewies van der Laan, directeur van Transparency International Nederland, daarover. “Ons Jaarcongres op 1 december zal daarom ook volledig in het teken staan van het bestrijden van corruptie in het buitenland.”

Exporting Corruption 2020: Assessing Enforcement of the OESO Anti-Bribery Convention constateert dat de actieve handhaving van buitenlandse omkoping sinds 2018 aanzienlijk is afgenomen. Slechts vier van de 47 landen, die goed zijn voor 16,5 procent van de wereldwijde export, handhaafden actief tegen buitenlandse omkoping, vergeleken met zeven landen en 27 procent van de wereldwijde export in 2018.

Nederland presteert slecht op het gebied van handhaving

Ondanks toegenomen investeringen en nieuwe maatregelen presteert Nederland nog altijd zwak op het gebied van handhaving bij buitenlandse omkoping. Ons land is goed voor 3,1 procent van de wereldwijde export en er zijn tussen 2016 en 2019 16 onderzoeken en twee zaken gestart op verdenking van buitenlandse omkoping. Slechts drie zaken werden in deze periode met sancties afgesloten.

Nederland kent een vrij zwakke anti-corruptiecultuur, waarbij juist in het buitenland nogal eens weggekeken wordt bij verdachte situaties. In corruptiezaken schikken bedrijven in Nederland bijvoorbeeld voor veel lagere bedragen dan in het buitenland. Over die schikkingen wordt doorgaans ook weinig gecommuniceerd. Slechts enkele onderzoeken worden openbaar gemaakt en aangekondigd door het Openbaar Ministerie. Het ontbreken van duidelijkheid in de wet over de schikkingsvoorwaarden draagt ook niet bij aan een cultuur waarbij integriteit centraal staat. Verder zijn er geen duidelijke regels om verbeurde bedragen van corruptieopbrengsten terug te geven aan het land of de slachtoffers.

Nederland vervolgt zelden tot nooit bij buitenlandse omkoping

Bedrijven of individuen komen in Nederland bijna nooit voor de rechter wegens corruptie in het buitenland doordat het Openbaar Ministerie te weinig capaciteit heeft om onderzoek te doen naar complexe omkopingszaken bij Nederlandse bedrijven. De zaken gaan bijna altijd over de landsgrenzen heen en de bewijslast is zeer moeilijk rond te krijgen. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar vermeende omkoping door Shell in Nigeria dat al jaren loopt.

Verder schiet de wet voor implementatie van het UBO-register ruim tekort, wat de inspanningen om omkoping te bestrijden in de weg staat. Het UBO-register is op Europees niveau verplicht gesteld om uiteindelijke belanghebbenden achter vennootschappen en stichtingen inzichtelijk te maken en zo witwascontroles en bestrijding van belastingontduiking te vergemakkelijken. In Nederland is het register vertraagd en in gemankeerde vorm ingevoerd op grond van privacybezwaren. “Het register is er dan eindelijk na veel politiek getouwtrek, maar het is lastig toegankelijk gemaakt en zal daardoor waardeloos zijn voor journalisten of organisaties die gedegen onderzoek willen doen”, aldus van der Laan.

Lees meer en bekijk het hele rapport

 

Bron: Transparency International 

Laatste nieuws