Waarom de spaarrente maar niet wil stijgen

AMSTERDAM - Het gemiddelde rentepercentage dat momenteel over spaarrekeningen wordt vergoed, kruipt steeds dichter naar nul procent. Per half september bedraagt het gemiddelde nog maar 0,19%. Ter vergelijking, begin 2009 lag het gemiddelde nog op 3,64%. Diverse spaarrekeningen boden rentepercentages van meer dan 5%. Vanaf dat hoogtepunt zijn de rentetarieven nagenoeg alleen maar gedaald. Hoe worden de spaarrentetarieven bepaald en wat zijn de verwachtingen?

Refi-rente en Euribor

De geldmarkt is goeddeels een gewone markt, waar vraag en aanbod grote invloed hebben op de prijzen van geld oftewel rente. Ook hebben toezichthouders een belangrijke rol in de totstandkoming van de rente. Banken hebben om verschillende redenen doorlopend geld nodig. Bijvoorbeeld om een tijdelijk tekort op te heffen als de vraag naar geld vanuit hun klanten hoger is dan de bank beschikbaar heeft, om te investeren of om uit te lenen in de vorm van kredieten en hypotheken. Een bank heeft grofweg drie manieren om aan geld te komen: van spaarders, van elkaar, of van de Europese Centrale Bank (ECB). De prijs van de laatste twee varianten bepalen voornamelijk de hoogte van spaarrentes.

Als banken geld willen lenen bij de ECB dan betalen ze hiervoor de ‘refinancing-rate’ (herfinancieringsrente), afgekort tot de refi-rente. De hoogte van deze rente bepaalt de ECB zelf. Door middel van dit rentetarief kan de ECB de economie stimuleren of juist afremmen. Een lage refi-rente stelt banken in staat om goedkoop aan geld te komen, wat ze op hun beurt voordelig aan bedrijven kunnen uitlenen of anderszins kunnen investeren. Door verhogen of verlagen van de refi-rente heeft de ECB een instrument in handen om de economie te beïnvloeden teneinde inflatie in de hand te houden en prijsstabiliteit te bevorderen. Mutatie van het tarief geschiedt enkele keren per jaar en vormt doorgaans nauwelijks een verrassing. Deze voorspelbaarheid draagt bij aan de rust op de financiële markten.

Lenen banken bij elkaar euro’s, dan betalen ze daarvoor de Euro Interbank Offered Rate oftewel de Euribor. Deze rente wordt ook wel gezien als de inkoopprijs voor kortlopende leningen. De hoogte van deze tarieven wordt bepaald door vraag en aanbod, maar ook door zaken als de groei van de economie en de hoogte van de inflatie. In tegenstelling tot de refi-rente worden de Euribor tarieven elke werkdag vastgesteld door een speciaal bankenpanel bestaande uit banken met een zeer goede kredietbeoordeling. Aangezien de rentes door banken zelf worden bepaald, kunnen ze direct inspelen op actuele ontwikkelingen op de kapitaalmarkt. De hoogte van de Euribor tarieven is voor een groot deel afhankelijk van de hoogte van de refi-rente. In de praktijk betekent dit dat wijzigingen van de refi-rente bijna altijd zal leiden tot soortgelijke aanpassing van de Euribor tarieven.

Spaarrentes ten slotte, worden weer voor een belangrijk deel bepaald door de Euribor rente. Zo is de hoogte van spaarrentes in de basis vaak een combinatie van de 3-maands Euribor rente plus een opslag. Waar het verloop van met name de Euribor tarieven nog wel eens grillig kan zijn, zijn de fluctuaties van de spaartarieven doorgaans meer uitgevlakt. Al met al geldt dat deze drie rentetarieven - refi-rente, Euribor rente en de spaarrente - nauw met elkaar zijn verbonden. Dit is ook terug te zien in onderstaande figuur waarin de wijzigingen van de drie tarieven tegen elkaar zijn afgezet.

De lage spaarrente kan dus voor een belangrijk deel verklaard worden door de huidige hoogte van de refi-rente en Euribor rente. Op het moment dat de refi-rente en/of de Euribor rente laag is, kunnen banken heel goedkoop geld lenen bij de ECB of bij elkaar. Dit is de situatie waar we ons al sinds het hoogtepunt van de kredietcrisis in bevinden. Vanaf het najaar van 2008 zijn de refi-rente en Euribor rente in een vrije val naar beneden gegaan. Geld lenen bij de ECB of bij elkaar werd steeds goedkoper. Dit heeft ervoor gezorgd dat banken minder geïnteresseerd werden in geld van spaarders en dat de onderlinge concurrentie om geld van spaarders aan te trekken verdween. Met enige vertraging is dit ook in de figuur terug te zien. De gemiddelde spaarrente maakte vanaf 2009 een duikvlucht. In de periode 2009-2010 ging het een daling van het gemiddelde van ongeveer 45%. Dat gebrek aan concurrentie blijkt ook wel uit de lage spaarrentetarieven van de drie traditionele grootbanken: een schamele 0,03%.

De omgekeerde situatie kan uiteraard ook voorkomen. Zowel begin 2000 als begin 2006 steeg zowel de refi-rente als de Euribor rente aanzienlijk. Op een gegeven moment werd het goedkoper voor banken om geld te lenen bij spaarders in plaats van bij de ECB of bij elkaar en om ervoor te zorgen dat er genoeg spaargeld binnen kwam, gingen banken de spaarrente verhogen.

Spaarrente en de toekomst

Vorige week kwam de Raad van Bestuur van de ECB weer bijeen om een besluit te nemen ten aanzien van de belangrijkste rentetarieven in de eurozone. Zoals verwacht heeft ze de rentetarieven onveranderd gelaten. Al tijden probeert de ECB de bestedingen in de eurozone aan te jagen, zodat de inflatie gaat stijgen naar om en nabij het door de ECB nagestreefde inflatiepercentage van 2%. Door de refi-rente op nul procent te houden, probeert ze sparen minder aantrekkelijk te maken zodat de consumptie toeneemt en er meer wordt geïnvesteerd. Naast een lage refi-rente houdt de ECB zich ook al vanaf begin 2015 bezig met het opkopen van staatsobligaties om de economie te stimuleren en de inflatie aan te jagen. Terwijl de meningen verschillen over de effecten van het opkoopprogramma, worden de stimuleringsmaatregelen dit jaar verder afgebouwd naar nul en zal het programma per januari 2019 definitief worden stopgezet. Met het stoppen van deze stimuleringsmaatregelen, lijkt een verhoging van de refi-rente voorlopig niet aan de orde. De algemene verwachting is dat de ECB de herfinancieringsrente op zijn vroegst pas in het tweede deel van 2019 zal gaan verhogen, aangezien de inflatie in de eurozone nog steeds achterblijft bij de gewenste 2%. En dus valt te vrezen dat sparen ook het komende jaar nog weinig op zal leveren.

Bron: MoneyView - partner AccountancyWorld

Laatste nieuws